5 May 2009

Sferisch debuut Fever Ray

Side projects horen erbij. Jack White vindt het schijnbaar nodig ieder jaar een nieuwe band te starten, Alex Turner kan zijn tijd niet vullen met alleen de Arctic Monkeys (maar wie wel eerlijk gezegd?) en je kunt je terecht afvragen of er nog bands in Canada bestaan zonder leden van Wolf Parade erin. Karin Dreijer Andersson, de vrouwelijke helft van het Zweedse electropop-duo The Knife dat momenteel op de pauzestand staat (maar dat wist u al, want ik lees hier de laatste tijd vaak dat u veel weet) vond het ook de hoogste tijd worden voor een side project. Waar eerdergenoemden echter de hulp nodig hadden van andere, soms vermaarde, soms wat minder vermaarde collega’s, doet Andersson het in haar eentje.

Nadat Pitchfork het laatste album van haar en haar broer Olof tot album van het jaar 2006 had verkozen, verkozen zij het om het een paar jaar wat rustiger aan te gaan doen. Al is rustiger natuurlijk een relatief begrip. Na twee kinderen te hebben gekregen, en gastvocalen te hebben geleverd op verschillende albums, recentelijk nog dat van Röyksopp, besloot Karin Dreijer Andersson dat het nu toch echt tijd was om de wereld haar gezicht te laten zien. Onder het masker van The Knife vandaan komt nu namelijk Fever Ray tevoorschijn. Waar The Knife nog een schijnbare aversie had tegen het live ten gehore brengen van hun nummers, stond Fever Ray afgelopen maand al in een (volgens zeggen, want ikzelf stond bij een van de side projects van Wolf Parade) goed gevulde Stadsschouwburg tijdens het Motel Mozaïque festival en begint zich een mooie festivaltour voor komende zomer af te tekenen.

De plotselinge bereidheid om op te willen treden is niet het enige verschil met The Knife, en dat is maar goed ook want wat zou het hele punt van een side project zijn wanneer je daarmee geen muziek creëert die je niet ook met de originele bezetting zou kunnen maken? Waar de electronische muziek van The Knife nog gelinkt kon worden aan het woord ‘pop’, blijft Fever Ray daar het hele album verder bij uit de buurt dan Chinezen bij Mexicaanse toeristen. Het enige wat de twee muzikale projecten eigenlijk wel met elkaar gemeen hebben is de uitzonderlijke stem van Andersson, die ondanks het incidentele gebruik van de voice transformer zo typerend voor haar is, dat het bijna opmerkelijk is dat haar eigen album zo anders klinkt. De muziek die Fever Ray maakt is vooral sferisch en niet bedoeld om op te dansen, tenzij al heupwiegend in het duister naar je schoenen staren ook als dansen zou mogen gelden. Verwacht echter geen simpele shoegaze die je gezellig op de achtergrond zou kunnen draaien terwijl je een boek aan het lezen bent: de muziek is duister en zou je bijna als primitief kunnen bestempelen.

Verwilderd is misschien een betere term om de muziek mee te beschrijven, gezien ook de hoofdpersoon uit de clip bij het nummer ‘When I Grow Up’, die overigens nog wel enige vorm van dansen tentoon weet te spreiden. De verwildering is er echter wel een met stijl, zoals ook in de lyrics van dat nummer terug komt:
When I grow up/ I want to be a forester/ Run through the moss on high heels.
Net als de muziek worden de minimalistische teksten vooral gebruikt om een sfeer neer te zetten. Ze bevatten net genoeg details om een idee te krijgen van het verhaal dat het nummer probeert te vertellen, maar het hele boek krijgen we nooit te zien, of zoals ze zelf aanhaalt in het nummer ‘Seven’:
I know it, I think I know it from a hymn/ They’ve said so, it doesn’t need more explanation.


Enige geruchten dat de adempauze van The Knife zou overgaan in een vervroegd pensioen worden ongedaan gemaakt in het nummer ‘I’m not done’, met een intro dat bijna uit de drumcomputer van Handsome Furs afkomstig zou kunnen zijn. Vervolgens gevolgd door een verwijten richting de ietwat ongeduldige luisteraar die het allemaal toch iets te lang vond duren:
So I lost my head a while ago/ but you seem to have done no better
om ons daarna allemaal te verblijden met de boodschap
One thing I know for certain/ I’m pretty sure/ It ain’t over/ I’m not done.


De beste omschrijving van het album geeft Fever Ray zelf al in het nummer ‘When I Grow Up’ met de veelzeggende woorden "I put my soul into what I do". Van de koortsachtige (what’s in a name?) albumopener ‘If I Had a Heart’ tot afsluiter ‘Coconut’, met een instrumentale opening die al een nummer op zich zou kunnen zijn, blijft het album boeien en kruipt het bij iedere luisterbeurt verder onder je huid om daar voorlopig niet meer onder vandaan te komen.

8.1/10

No comments:

Post a Comment